Protonpompinhibitoren (ATC A02BC01)
vergoedbaar in categorie B
1°
wetenschappelijk verantwoorde aanbevelingen over het gebruik
en het voorschrijven van de betrokken therapeutische klassen
of sub-klassen van farmaceutische specialiteiten, gebaseerd op
de principes van "evidence-based medicine", zoals bedoeld in
artikel 73, § 2, tweede lid van de Wet, waarvan de naleving
aanleiding geeft tot de vergoeding van het voorschrift
:
a) De specialiteiten
vermeld in punt c) komen voor vergoeding in aanmerking in
categorie B, wanneer ze worden toegediend onder een
geregistreerde indicatie, een geregistreerde posologie, in een
dagdosis en verpakking aangepast aan de voorziene
behandelingsduur, en, gelimiteerd zijn volgens onderstaande
diagnostische lijst voorzover ze ook op de bijsluiter van de
betrokken specialiteiten voorkomt :
1. ACUTE
BEHANDELING
1.1.
DUODENUMULCUS, aangetoond door een endoscopisch of, in
geval van gestaafde onmogelijkheid, door een radiografisch
onderzoek radiografisch onderzoek.
1.2.
MAAGULCUS, aangetoond door een endoscopisch onderzoek met
eventueel histologisch onderzoek wanneer endoscopie alleen
niet volstaat om het goedaardig karakter van het ulcus vast te
stellen.
1.3.
HELICOBACTER PYLORI ERADICATIE bij een gastro-duodenaal
ulcus; de diagnose berust op histologisch onderzoek en/of een
gevalideerde ademtest.
1.4.
gastro-oesofagale refluxziekte endoscopisch gecodeerd als
REFLUXOESOFAGITIS graad 0, graad A of graad B volgens
de Los Angeles classificatie; de acute behandeling volgt op
een endoscopisch onderzoek. In geval van Barrett-mucosa wordt
regelmatig een endoscopisch onderzoek uitgevoerd volgens de
aanbevelingen in het Juryrapport van de
RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te Brussel op blz
16-17, op http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf
.
1.5.
Gastro-duodenale erosies en ulceraties tijdens innames van
niet-steroïdale anti-inflammatoire (NSAI) middelen, aangetoond
door een endoscopisch onderzoek. De acute behandeling volgt op
een endoscopie.
2. CHRONISCHE
BEHANDELING
2.1.
Gastro-oesofagale refluxziekte endoscopisch gecodeerd als
REFLUXOESOFAGITIS graad C of graad D volgens de Los
Angeles classificatie. De acute behandeling volgt op een
endoscopisch onderzoek. De onderhoudsbehandeling gaat gepaard
met een controle-endoscopie binnen het jaar en nadien minstens
om de 3 jaar. In geval van Barrett-mucosa wordt regelmatig een
endoscopisch onderzoek uitgevoerd volgens de aanbevelingen in
het Juryrapport van de RIZIV-consensusvergadering van
15.5.2003 te Brussel op blz 16-17, op http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
2.2.
ZOLLINGER-ELLISON-syndroom.
3.
PREVENTIE
3.1. Preventie
van recidiverende duodenale ulcera bij een patiënt die het
jaar voordien 3 endoscopisch aangetoonde duodenale ulcera
ontwikkeld heeft; bij een patiënt > 65 jaar : 2 duodenale
ulcera het jaar tevoren.
3.2. Preventie
en symptomatische behandeling van refluxoesofagitis
endoscopisch gecodeerd als Los Angeles graad 0, graad A of
graad B, nadat de acute behandeling gestopt werd. De
behandelende geneesheer engageert zich om de continue
onderhoudsbehandeling met protonpompinhibitoren over te zetten
naar een step-down strategie of een step-in strategie.
Step-down bestaat in het afbouwen van de
onderhoudsbehandeling, alsook het progressief voorschrijven
van H2-blokkers. Step-in of "on demand" bestaat in
een kortstondige therapie enkel bij subjectieve klachten. Hij
streeft de meest geschikte dosering en toedieningsfrequentie
na voor een goede symptoomcontrole.
In geval van
Barrett-mucosa wordt regelmatig een endoscopisch onderzoek
uitgevoerd volgens de aanbevelingen in het Juryrapport van de
RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te Brussel op blz
16-17, op http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
3.3. Preventie
van gastro-duodenale erosies en ulceraties die zouden kunnen
onstaan tijdens innames van NSAI middelen in aanwezigheid van
minstens 1 van de volgende risicofactoren :
- > 65 jaar
- medisch
verantwoorde co-medicatie NSAI middelen+anticoagulantia
- medisch
verantwoorde co-medicatie NSAI
middelen+corticosteroïden
- een ernstig
ziektebeeld
- gedocumenteerde voorgeschiedenis van gastro-duodenaal
ulcus tijdens innames van NSAI middelen.
- Gedocumenteerde voorgeschiedenis van gastro-duodenaal
ulcus met complicaties.
In deze gevallen, zal het voorschrijven van NSAI
middelen rekening houden met de aanbevelingen in het
Juryrapport van de RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te
Brussel, waarvan de uitgebreide tekst zich bevindt op http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/Pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
b) Bovendien moet het voorschrift dat aanleiding geeft
tot vergoeding opgesteld zijn, conform aan volgende
voorwaarden :
1. de voorschrijvende arts houdt volledig rekening met
een vergoedbare maximale dosering die beperkt is tot deze van
de officiële bijsluiter voor de betreffende
indicatie;
2. de voorschrijvende arts evalueert zijn
voorgeschreven behandeling en vermeldt dit in het medisch
dossier van de patiënt;
3. de voorschrijvende arts houdt rekening met de niet
gelijktijdige vergoeding met een andere specialiteit uit de
vergoedingsgroepen B-47, B-48, B-49, B-242, B-273 of C-31, of
magistrale bereidingen waarin één of meer van de werkzame
bestanddelen van deze specialiteiten verwerkt
zijn.
4. Wanneer de behandelende arts oordeelt dat omwille
van de uitzonderlijke klinische toestand van zijn patiënt, het
onderzoek vermeld in bovenvermelde bepalingen geen voldoende
diagnostisch en therapeutisch voordeel oplevert in verhouding
tot de risico’s die de uitvoering van dit onderzoek inhoudt,
zal hij een omstandig medisch verslag maken dat hij in het
medisch dossier van de betrokken patiënt zal bewaren. Deze
uitzonderlijke situaties zijn bijvoorbeeld, een ernstige
oesofagale sclerodermie, langdurige bedlegerigheid, een
ernstige mentale handicap die leidt tot gedrag dat uitvoering
van het onderzoek belet.
2° De elementen waarover de zorgverlener moet
beschikken teneinde de Dienst voor geneeskundige evaluatie en
controle en de adviserend geneesheren van de
verzekeringsinstelling in staat te stellen na te gaan of de
afgeleverde farmaceutische specialiteiten die aanleiding
hebben gegeven tot vergoeding door de zorgverlener werden
voorgeschreven overeenkomstig de vastgestelde
vergoedingsvoorwaarden :
|
Criterium dat voorkomt in de
aanbevelingen: |
Elementen die in het dossier moeten
worden bewaard: |
Opmerkingen en/of bijzondere situaties:
|
1. |
ACUTE BEHANDELING |
|
|
1.1. |
DUODENUMULCUS |
Protocol van endoscopisch onderzoek of,
in geval van gestaafde onmogelijkheid, door een
radiografisch onderzoek. |
|
1.2. |
MAAGULCUS |
Protocol van endoscopisch en
histologisch onderzoek. |
|
1.3. |
HELICOBACTER PYLORI ERADICATIE bij een
gastro-duodenaal ulcus
|
Protocol van histologisch onderzoek
en/of een gevalideerde ademtest. De behandelende
geneesheer vermeldt in het dossier de aangepaste
geassocieerde antibacteriële combinatie, alsook het
resultaat van de eradicatie. |
|
1.4. |
gastro-oesofagale refluxziekte
endoscopisch gecodeerd als REFLUXOESOFAGITIS graad O,
graad A of graad B volgens de Los Angeles
classificatie; de acute behandeling volgt op een
endoscopisch onderzoek. |
Protocol van endoscopisch onderzoek.
|
In geval van Barrett-mucosa wordt
regelmatig een endoscopisch onderzoek uitgevoerd volgens
de aanbevelingen in het Juryrapport van de
RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te Brussel op
blz 16-17, op
http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
|
1.5. |
Gastro-duodenale erosies en ulceraties
tijdens innames van NSAI middelen, aangetoond door een
endoscopisch onderzoek. |
Protocol van endoscopisch onderzoek.
Het medisch dossier bevat de indicatie,
dosis en behandelingsduur van de NSAI middelen.
|
|
2. |
CHRONISCHE BEHANDELING
|
|
|
2.1. |
Gastro-oesofagale refluxziekte
endoscopisch gecodeerd als REFLUXOESOFAGITIS graad C
of graad D volgens de Los Angeles classificatie. De
acute behandeling volgt op een endoscopisch onderzoek.
De onderhoudsbehandeling gaat gepaard met een
controle-endoscopie binnen het jaar en nadien minstens
om de 3 jaar. |
Protocol van endoscopisch onderzoek en
controle-endoscopie(ën) binnen het jaar, en nadien,
minstens éénmaal om de 3 jaar. |
In geval van Barrett-mucosa wordt
regelmatig een endoscopisch onderzoek uitgevoerd volgens
de aanbevelingen in het Juryrapport van de
RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te Brussel op
blz 16-17, op
http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
|
2.2. |
ZOLLINGER-ELLISON-syndroom.
|
Het medisch dossier vermeldt omstandig
de status van de endocriene tumor(en). |
|
3. |
PREVENTIE |
|
|
3.1. |
van recidiverende duodenale ulcera
|
De protocols van 3 endoscopieën die een
duodenaal ulcus aantoonden, voorafgaand aan de betrokken
behandeling; bij een patiënt > 65 jaar: 2
endoscopieën van het jaar voordien. |
|
3.2. |
en symptomatische behandeling van
refluxoesofagitis endoscopisch gecodeerd als Los Angeles
graad 0, A of B, nadat de acute behandeling gestopt
werd. |
Protocol van endoscopisch onderzoek en
de daaropvolgende acute behandeling, uit de 5
voorafgaande jaren. |
Wanneer de behandelende geneesheer in
deze indicatie voorschrijft, engageert hij zich om de
continue onderhoudsbehandeling met
protonpompinhibitorenover te zetten naar een step-down
strategie of een step-in strategie. Step-down bestaat in
het afbouwen van de onderhoudsbehandeling, alsook het
progressief voorschrijven van H2-blokkers.
Step-in of "on demand" bestaat in een kortstondige
therapie enkel bij subjectieve klachten. Hij streeft de
meest geschikte dosering en toedieningsfrequentie na
voor een goede symptoomcontrole.
In geval van Barrett-mucosa wordt
regelmatig een endoscopisch onderzoek uitgevoerd volgens
de aanbevelingen in het Juryrapport van de
RIZIV-consensusvergadering van 15.5.2003 te Brussel op
blz 16-17, op
http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmanet/consensus/2003-05-15/lv-nl.pdf.
|
3.3. |
van gastro-duodenale erosies en
ulceraties tijdens innames van NSAI middelen in
aanwezigheid van minstens 1 risicofactor. |
Het medisch dossier bevat de indicatie,
dosis en behandelingsduur van de NSAI middelen.
Het medisch dossier vermeldt de
risicofactor(en):
- > 65 jaar
- medisch verantwoorde co-medicatie NSAI middelen +
anti-coagulantia
- medisch verantwoorde co-medicatie NSAI middelen +
cortico-steroïden
- een ernstig ziektebeeld.
- gedocumenteerde voorgeschiedenis van
gastro-duodenaal ulcus tijdens innames van NSAI
middelen.
- gedocumenteerde voorgeschiedenis van
gastro-duodenaal ulcus met complicaties.
|
|
3° de elementen waarover de
zorgverlener moet beschikken indien de behandeling door een
andere zorgverlener werd gestart :
Attest, verslag of protocol van een
andere arts die bevestigt dat hij in zijn eigen dossier over
de elementen beschikt die nodig zijn om aan te tonen dat het
voorschrift van een protonpompinhibitor vermeld in punt 1°, c)
van deze paragraaf bij de betrokken patiënt overeenstemt met
de aanbevelingen in punt 1° en met de voorwaarden in punt 2°
van die paragraaf. Dit document is niet nodig wanneer het gaat
om een voorschrift dat voor een in een ziekenhuis opgenomen
patiënt afgeleverd is door een ziekenhuisapotheek met het oog
op de voortzetting van een lopende ambulante behandeling in
het ziekenhuis; in dat geval vermeldt de voorschrijvende arts
dat in het dossier.
4° de maximale
geldigheidsperiode waarna de in 2° en 3° bedoelde elementen
hernieuwd moeten worden :
De maximale geldigheidsperiode van
de bewijsstukken is de volgende :
1. ACUTE
BEHANDELING
1.1. Duodenumulcus : 4
weken.
1.2. Maagulcus : 8
weken.
1.3. H. Pylori eradicatie bij een
gastro-duodenaal ulcus : 1 week.
1.4. Refluxoesofagitis graad O,
graad A of graad B : 8 weken.
1.5. Gastro-duodenale erosies en
ulceraties tijdens innames van NSAI middelen. Acute
behandeling : 8 weken.
2. CHRONISCHE
BEHANDELING
2.1 Refluxoesofagitis graad C of
D. Acute behandeling : 8 weken.
Onderhoudsbehandeling : 3 jaar na
de acute behandeling.
2.2. Zollinger-Ellison-syndroom :
per periode van 1 jaar. Aantal periodes is
onbepaald.
3. PREVENTIE
3.1.
Preventie van recidiverende duodenale ulcera: 1 jaar vanaf de
laatste gastroscopie.
3.2.
Preventie en symptomatische behandeling van refluxoesofagitis
graad 0, graad A of graad B, na een acute behandeling: 5 jaar
vanaf de acute behandeling.
3.3.
Preventie van gastro-duodenale erosies en ulceraties tijdens
innames van NSAI middelen in aanwezigheid van minstens 1
risicofactor : tijdens de duur van de innames van NSAI
middelen.